Neus (van) dakpan 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Neus": blz. 137, 327 (2e betekenis), 329 (Nok (4e betekenis): "uitsteeksel aan een dakpan of daktegel, zie neus" - dit is de relevante tekst volledig)

- Jellema, R. & M.C.A. Meischke & J.A. Muller (red.), Bouwkunde. Leerboek voor het middelbaar technisch onderwijs, deel 6. Delft (Waltman), z.j. (1956)3e druk. [208 blz. ISBN -]. Hierin o.a.: "Nok of neus", blz. 157

- Mombers, Huub, Mombers Dakpannengids. Z.pl. (uitgave in eigen beheer), 2000voorwoord. [95 blz. ISBN -]. Hierin "Neus": blz. 5

- Battjes, Jan & Hans Ladrak, De kerk van Vierhuizen. Bouwhistorische opname, rapport. Erica & Hoogezand (Battjes & Ladrak, Bouwhistorici), 2008 [60 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 17, 18  (dóór het neusje van een aantal dakpannen was vóór het bakken een vierkant gaatje aangebracht, waardoorheen vanaf de kopzijde van de pan een gesmede nagel in de panlat geslagen werd).